In 1908 moest een deel van het kerkhof rond de Oude Kerk worden geruimd. In verband met uitbreiding van het kerkgebouw was deze ruiming noodzakelijk. De laatste ruiming bij de kerk was aan de zuidzijde in 1956; dit om de bouw van een stookkelder mogelijk te maken. In alle gevallen werden de grafresten in een knekelput elders herbegraven. Behoudens aanhangers van het joodse en islamitische geloof, zijn er uit theologische overwegingen in Nederland geen grote bezwaren tegen het ruimen van graven. Dit werd bevestigd in 1995 in een gesprek van het college van burgemeester en wethouders met alle plaatselijke pastores over het onderwerp ruimen op een begraafplaats. In dit gesprek werd gesproken over de religieuze aspecten van grafruiming, doch niet over de culturele waarde van het oude kerkhof. Met veelal beperkte financiële middelen kocht men bewust een graf voor onbepaalde tijd. Het onderhoud van het graf werd gelijk afgekocht, in onze ogen tegen lage bedragen van maar enkele guldens. Maar zo'n bedrag, weggezet tegen interest, levert over een groot aantal jaren toch een redelijk kapitaal op.
Familiegraven voor onbepaalde tijd
De honderden familiegraven voor onbepaalde tijd, de 104 in eigendom overgedragen graven uit 1837 en de besloten ligging hadden als gevolg, dat de 'Oude Algemene Begraafplaats' lange tijd ongerept en onopgemerkt kon blijven bestaan. Zeker sinds de aanleg van de 'Nieuwe Algemene Begraafplaats' in 1953. Behoudens een enkele bijzetting in een reeds verworven familiegraf, werden er sindsdien geen nieuwe graven meer uitgegeven. Een van de laatste wijzigingen was in 1940, toen het geplande terrein voor de oude begraafplaats gehalveerd werd. Het vrijgekomen deel werd gebruikt voor de bouw van het oude gemeentehuis aan de Naarderstraat. Gelijktijdig werd een kleine aula gebouwd: deze aula werd midden op het toegangspad gebouwd, waardoor de zichtas op centraal geplante lindeboom werd verbroken.